Gebroken liefde
Ze zaten dromend onder d' oude lindeboom
op 't kleine houten bankje, zij aan zij.
De warme gouden zonnestralen kusten schroom
de lieve lenteklokjes, vrij en blij.
Hij nam haar handje teer en roerend klonk in 't rond
zijn eed van liefde, eed van eeuw'ge trouw.
Zij vlijde*1 zacht aan 't minnend hart het hoofdje blond
en hief bedeesd de ogen, hemelsblauw.
Zij zaten 's avonds saam aan d' oude lindeboom.
Het zoele windje sprak hen fluist'dren zacht.
Het schitt'rend stergewemel scheen een wonderdroom.
Hun denken smolt in 't vaag verschiet dier pracht.
Een lieflijk, teder beeld verscheen aan 't dromend oog:
een lachend, vriend'lijk huis, een hofje klein,
een jonge moeder hief het kraaiend kind omhoog.
Een zoete droom...Doch 't noodlot kon 't niet lij'n.*2
De droeve mare schokte trillend 't vredig land.
De staat was diep gehoond, de strijd verklaard,
verwoest hun toekomstdroom, gescheurd de liefdesband:
de plicht gebood te moorden, onvervaard.
Zij scheidden droevig onder d' oude lindeboom.
Hij troostte, troost'loos zelf, zijn meisje teer.
Hij zoende innig 't lief betraand gelaat en loom
vertrok hij, wank'lend..., keerde nimmer weer.
De bleke maan verlichtte aak'lig 't bloedig veld.
Haar zilv'ren stralen kusten schroom en zacht
de jonge, dode man, door 't moordend staal geveld,
terwijl zijn liefste hoopvol bidt en wacht.
De bleke maan verlichtte d' oude lindeboom.
Haar zilv'ren stralen kusten schroom en teer
de arme maagd, geknield op 't bankje biddend, vroom.
Zij wacht...'t Is wreed...'t Is wreed, maar doden keren niet meer weer.
16-10-1915
*1 Originle tekst: vleide;
*2 Verkorting (elisie) van: lijden = dulden, uitstaan.